Kees Rietveld
Icoonschilderen; een voordrachtskunst
door Kees Rietveld
Icoonschilderen is géén schilderkunst in de
definitie die daaraan tegenwoordig wordt gegeven. Het gaat om
een zo goed mogelijke uitvoering van kerkelijk vastgestelde
afbeeldingen uit het leven van Christus, de moeder Gods en de
Heiligen. Een Icoonschilder zal zich altijd moeten afvragen:
raak ik de aanschouwer met de Christelijke
betekenis/boodschap van de icoon?
Betekenis van iconen
De ambities van een icoon zijn hoog: de aanschouwer moet zich
vanwege de icoon geroepen voelen om kennis te nemen van de
boodschap van het Christendom. Een mooi vergelijk is de
functie van iconen in de digitale wereld. Niet de button (het
icoon) is belangrijk, maar dat wat er mee opgeroepen
wordt.
De
Orthodoxe Kerk (de 'hoeder' van de iconen) heeft strenge
voorschriften voor de icoonschilder: de Christelijke
vormentaal, compositie, kleurgebruik en ook technische
uitvoering staan grotendeels vast.
Vanwege de strenge voorschriften mogen schilders zich niet
uitleven in een eigen beleving, fantasie, vormgeving en
vormentaal. Het Christendom kent vaste waarden, maar de icoon
en dus de icoonschilder ook. Is de icoon vooral 'fraai' en/of
geeft deze 'uiting aan het meesterschap van de schilder'? Dan
komt het Christelijke aspect kennelijk niet op de eerste
plaats. Dat is juist níet de bedoeling. Schoonheid en
excellente uitvoering zijn prima zolang ze van nut blijven
voor het groter belang en betekenis.
Iconen worden bewust niet naar de natuur geschilderd.
Gezichten hebben bijvoorbeeld altijd een onnatuurlijk
uiterlijk, schematisch zoals bij een striptekening. Er lijken
altijd willekeurige verdwijnpunten in iconen te zitten, soms
zelfs voor de icoon (omgekeerd perspectief). En verhoudingen
in gebouwen zijn zoek. Dit alles om uitdrukking te geven aan
het bovennatuurlijke waarvan de icoon een beeld toont.
Ook kleurgebruik staat veelal vast. De kleur purper is
bijvoorbeeld de kleur van het hoogste gezag. Op iconen zie je
die kleur dan ook alleen bij Christus en de Moeder Gods (H.
Maria). De kleur blauw staat voor menselijkheid. In
Christus-iconen komen deze dan ook samen (Christus is zowel
God als mens).
Kretenzische
techniek van het icoonschilderen
Volgens de Christelijk Orthodoxe opvatting is alleen dat wat
God heeft geschapen goed genoeg om voor iconen te gebruiken.
Daarom gaan we bij het icoonschilderen uit van zoveel
mogelijk toepassing van in de natuur voorkomende materialen.
De drager is een plank waarop een gesso in ongeveer tien
lagen wordt aangebracht. De gesso wordt gemaakt van
beenderlijm, champagnekrijt en kaoline. Pas na veel schuur-
en polijstwerk is een paneel geschikt om op te schilderen. De
gouden achtergronden worden niet geschilderd, maar belegd met
23,75 karaat bladgoud. Geschilderd wordt met ei-tempera: een
mengsel van pigmenten en met azijn verduurzaamd eigeel (de
emulsie).
Van een
bestaande icoon, waarvan we weten dat het ontwerp en
kleurgebruik zijn goedgekeurd, wordt een voortekening op het
paneel overgebracht. Als de icoon bladgoud bevat (wat bij
Griekse iconen veel vaker het geval is dan bij Russische of
Koptische iconen) is het aanbrengen daarvan het eerste dat je
doet. Pas na het vergulden, kan met het schilderwerk worden
gestart. Er wordt een palet gebruikt van twaalf verschillende
pigmenten. Eerst worden verven gemaakt. Dit gebeurt door de
waarschijnlijk te gebruiken afzonderlijke pigmenten te
vermengen met de emulsie. Vervolgens worden de
oorspronkelijke kleuren op de icoon gevonden door mengsels te
maken van de voorbereide verven.
Je schildert van achter naar voor, van donker naar licht,
van groot naar klein, van een lage kleurintensiteit naar een
hoge kleurintensiteit. Oplichtingen in een kleurvlak worden
over elkaar aangebracht. Je zorgt ervoor dat oplichtingen
allemaal 'familie' zijn van de grondkleur van het kleurvlak.
Daarnaast is het van belang dat het totaal van de vlakken
eenzelfde stijl en opbouw hebben om de eenheid te bevorderen.
Als laatste handeling geldt het vernissen. De oude schilders
gebruikten daarvoor verschillende technieken en materialen.
Ook Kees gebruikt zoveel mogelijk natuurlijke materialen. Een
uitzondering hierop is een blanke PU-lak (eigenlijk een
parketlak) die hij als vernis gebruikt.
(dit artikel is overgenomen uit 4art inspiration
magazine najaar 2014)